Het orgel

Het Timpe-orgel uit 1818 staat nu bijna twee eeuwen in de St.Janskerk op de Nieuwstad te Zutphen. Uit historisch onderzoek is naar boven gekomen dat er van meet af aan problemen met instrument zijn geweest. Zo blijkt uit een rekening van 1820 dat er al iemand bijgehaald is ‘tot het lichter doen spelen’. Hoe het instrument geklonken heeft toen het uit handen van Timpe kwam is uit de aard der zaak in hoge mate onderwerp van speculatie. Toch denk ik, gezien de akoestiek, de kwaliteit van het pijpwerk en het onmiskenbare vakmanschap van Timpe (niet zozeer op het gebied van timmer- en aanverwante gebieden maar wel als pijpenmaker) dat het instrument zijn kwaliteiten had.
Maar na Timpe is het orgel mishandeld in al zijn onderdelen, zodat eind vorige eeuw vastgesteld moet worden dat van die vermoedelijk hoge standaard niets is overgebleven. Door de vele verplaatsingen en werkzaamheden was de kas een gammel meubelstuk geworden, met als bijkomend effect dat de tractuur zwaar en onregelmatig was, zozeer zelfs dat bespeling bijkans onmogelijk was geworden. In de windladen waren de sponsels weggeslagen en afgedekt met meubelplaat. In het pijpwerk was hier en daar op een rigoureuze wijze ingegrepen: pijpen vervangen door inferieur materiaal; door afsnijden van pijpen was de toonhoogte verhoogd naar ‘gangbare’ orkeststemming; de tractuur vervangen; de klavieren twee keer vervangen (1850 en 1905); de windvoorziening ‘vernieuwd’ en de winddruk verhoogd. Bovendien was de geluidssterkte gereduceerd onder invloed van de trend in de katholieke eredienst vanaf eind XIXe eeuw die een voorkeur aan de dag legde voor mystiek klankgeneuzel. In deze context is ook begrijpelijk dat in 1905 door Orgelfabriek Leijser uit Zutphen een zwelkas(t) om het Positief werd geplaatst. Met dit alles verloor het instrument een substantieel deel van zijn glans en helderheid.

zutphen6200810027543Wie het instrument nu in 2004 hoort na een restauratie, die in al zijn onderdelen een rehabilitatie genoemd kan worden, staat versteld van het resultaat. Alsof een tovenaar een slapende prinses heeft gewekt uit een droomloze slaap. Stond er voor de afbraak met Pinksteren 1997 een instrument zijn amechtige klanken een bedompte en sombere kerk in te duwen, anno 2004 staat er een gerevitaliseerd orgel van bijna twee eeuwen oud (en eigenlijk nog veel ouder door het bijna prehistorische pijpwerk in zijn kas) een gerestaureerde kerk te vullen met briljante klanken van ongeëvenaarde schoonheid. Het lijkt wel of de kerk met zijn prachtige akoustiek en het orgel met zijn grote schakering aan klankkleuren elkaar aanvullen en inspireren. Het orgel spreekt weer.
Lees verder op de website van de Stichting Vrienden van de Nieuwstadskerk.